Af en toe komt hier een bridgeprobleem. Dit wordt verzorgd door Rob Stravers (bridgeservice.nl/).
Probeer eerst het probleem op te lossen, klik dan op de knop voor het antwoord.
Speelfiguur (19 mei)
speelfiguur 1 | speelfiguur 2 | speelfiguur 3 |
♣ A H B 4 3 2 | ♣ A B 4 3 2 | ♣ A H B 10 3 2 |
♣ 6 5 | ♣ H 6 5 | ♣ 6 5 |
Je wilt zoveel mogelijk slagen maken in klaveren. In de bijkleuren zijn in alle handen voldoende entrees om de klaverenkleur optimaal te behandelen.
Natuurlijk ga je snijden op ♣V. Het is alleen heel vervelend als oost ♣V-sec heeft én zijn secce ♣V maakt omdat jij meteen op ♣V snijdt.
Dat kun je voorkomen door eerst ♣H te slaan en pas daarna op ♣V te snijden.
Vraag: In welk(e) speelfiguur/speel figuren sla je ♣H vóór de snit op ♣V?
Het antwoord
Alleen in speelfiguur a én b is het goed om te beginnen met het slaan van ♣H.
In speelfiguur c kun je beter metéén snijden op ♣V!
Waarom?
Omdat je ook ♣10 hebt! Daardoor kun je tweemaal snijden
over west.
Je begint met ♣5 naar ♣10; als die houdt, steek je in een andere kleur over naar je hand en speel je ♣6 voor. Legt west laag, dan laat je dummy ♣B leggen. Dan ♣AH en de rest van de klaveren: zes klaverenslagen gemaakt.
En waarom nu niet hopen op ♣V-sec bij oost?
Omdat bij deze 4-1-verdeling de kans op precies ♣V bij oost viermaal kleiner is dan op ♣V bij west. West heeft immers vier ‘klaverenloten’ en oost maar één.
Omdat je in speelfiguur a en b alleen ♣B hebt, kun je maar één keer snijden. Dan verlies je geen enkele andere kans door te beginnen met ♣H.